BOOK OF SURVIVAL
Deze reeks kleine werken laat zien wat een bepaalde soort mieren, namelijk de bladsnijdermieren, doen om te overleven in deze wereld. Ze zoeken de omgeving van hun nest af naar voor hun bruikbare voedingsstoffen. Hun kaken zijn zo sterk dat ze bladen gewoon afsnijden of uitsnijden en de losse stukken worden een voor een zorgvuldig naar hun thuisbasis gebracht. Zo overleeft hun koningin en de rest van de groep. Soms is de aanvoer van voedsel zo sterk dat men de dieren met hun bladeren over tientallen of zelfs honderden meter in processie kan zien lopen, af en aan hun verblijf. Door het eigenaardige zicht van deze kleine dieren met dikwijls een behoorlijk groot stuk blad kregen ze ook de bijnaam parasolmieren.
Met deze werken ga ik iets verder. De mieren verplaatsen stukken van een boek dat ze heel wat verder ontdekten. Een zeer aandachtige kijker zou het boek “ About Species” van Darwin kunnen herkennen. Dit boek is dan weer de basis waarop wij mensen alle ons bekende levende organismen op naam brengen of determineren. Het is een bron van wijsheid voor de mens.
Het is dus een meer dan natuurlijk voedsel voor blijkbaar meer dan een soort van wezens. Verder denkend is dit gegeven iets wat in onze wereld enige tijd geleden ook gebeurde. De denkende mens moest in de middeleeuwen bij de onzinnige periode van de boekverbrandingen trachten te redden wat er te redden viel op het gebied van boeken. En dat gebeurde op de manier van de bladsnijmieren. Boeken werden verborgen, ondergronds indien mogelijk, om ze te vrijwaren van een anders zekere verbranding. Zo zorgden de mensen ervoor dat het voor hen zo nodig psychische voedsel van de ondergang gered werd en kon voortbestaan tot op de dag van vandaag.
Gebruikte miersoort : Atta Sexdens
Betreft deze mieren : De koningin kan 150 miljoen werksters voortbrengen waarvan er 2 tot 8 miljoen tegelijk leven. Een nest kan tot 30 meter diameter hebben met uitloopgangen tot 80 meter. De oppervlakte kan gaan van 30 tot 600 m2 met een diepte tot 8 meter.
De mieren leven in verschillende “ kasten” met elk hun eigen werk. Elk stukje blad zal worden verkleind tot 1 mm2 om daarna, alweer door andere kaste veranderd te worden in kleine bolletjes. Daar leggen ze dan tuinen mee aan die de vorm van een spons krijgen. In deze tuinen worden dan schimmels gekweekt waarvan ze bepaalde delen gebruiken als voedsel. De symbiose (mutualisme) tussen de mieren en de schimmel is zo sterk dat geen van beiden overleeft zonder de andere.